Voor degenen die het gemist hebben, op onderstaande link kun je de uitzending van Buitengewoon van TV Gelderland met aandacht voor de natuur in Nijmegen terugkijken.
Urban Biodiversity Nijmegen 2015 heeft als doel de biodiversiteit in de gemeente Nijmegen in 2015 nader onder de aandacht te brengen en beter op de kaart te zetten. Daarbij wordt ingezet op twee sporen. Het eerste spoor richt zich op het grote publiek en is derhalve laagdrempelig en algemeen. Het andere spoor richt zich op een het in kaart brengen van de biodiversiteit binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Nijmegen in 2015.
woensdag 30 september 2015
Foto van de week 39
Larven Rozenbladwesp, 25 september, Altrade, ©
Harm Alberts
Enkele
waarnemers zijn vrijdag gezamenlijk naar de begraafplaats in Nijmegen Oost
geweest, op zoek naar korstmossen, paddenstoelen en wie weet wat nog meer voor moois.
Zij vonden daar in de buurt ook deze larven van de Arge pagana, ofwel Rozenbladwesp.
Bladwespen leggen eitjes in het blad van hun waardplant, in dit geval in Roos, en scheiden daarbij een stof af waar de bladeren van de Roos van gaan omkrullen. Een reden waarom de Rozenbladwesp in tuinen vaak wordt bestreden. Daar waar ze met rust worden gelaten, zoals hier in Altrade, komen de eitjes uit, eten de kleine, lichtgroene larven (zie foto) vervolgens hun buikje vol aan het blad en groeien ze uit tot deze gespikkelde op rupsen gelijkende beestjes (eveneens op de foto). Het imago, het volwassen insect, is zwart met korte voelsprieten en een gele dikke buik. Ook grappig om te zien.
Wist je trouwens dat een belangrijk onderscheid tussen een bladwesplarve en een echte vlinderrups zit in het aantal en de plaats van de buikpoten? Na de drie paar voorpoten van een rups komen minimaal twee segmenten zonder poten; achter de maximaal 4 paar buikpoten komen weer een paar segmenten zonder poten en dan volgt het achterste paar, de naschuivers. De bladwesplarve heeft na de voorpoten slechts één ‘leeg’ segment en daarna een ononderbroken rij buikpoten. Ook dit is goed te zien op de foto van de week.
Bladwespen leggen eitjes in het blad van hun waardplant, in dit geval in Roos, en scheiden daarbij een stof af waar de bladeren van de Roos van gaan omkrullen. Een reden waarom de Rozenbladwesp in tuinen vaak wordt bestreden. Daar waar ze met rust worden gelaten, zoals hier in Altrade, komen de eitjes uit, eten de kleine, lichtgroene larven (zie foto) vervolgens hun buikje vol aan het blad en groeien ze uit tot deze gespikkelde op rupsen gelijkende beestjes (eveneens op de foto). Het imago, het volwassen insect, is zwart met korte voelsprieten en een gele dikke buik. Ook grappig om te zien.
Wist je trouwens dat een belangrijk onderscheid tussen een bladwesplarve en een echte vlinderrups zit in het aantal en de plaats van de buikpoten? Na de drie paar voorpoten van een rups komen minimaal twee segmenten zonder poten; achter de maximaal 4 paar buikpoten komen weer een paar segmenten zonder poten en dan volgt het achterste paar, de naschuivers. De bladwesplarve heeft na de voorpoten slechts één ‘leeg’ segment en daarna een ononderbroken rij buikpoten. Ook dit is goed te zien op de foto van de week.
Auteur: Ria Vogels
maandag 28 september 2015
De soortenrijkdom van Nijmegen: Rust en rotsen
Zwarte Grafkorst op begraafplaats Graafse Weg © Erik van Dijk |
Nijmegen kent veel begraafplaatsen. Het zijn in steden
kleine oasen van rust. De tijd
staat er letterlijk stil. De begraafplaats aan de Daalseweg is zo’n tijdsmonument.
Grafzerken zijn deels overgroeid en gebroken. Ze vormen als het ware
kunstmatige rotsen. De diversiteit aan grafzerken en rust zorgen voor een klein
paradijs voor langzaam groeiende en rotsbewonende korstmossen.
Granietschildmos in Brakkestein © Erik van Dijk |
Door de jaren is op begraafplaatsen een brede range van
uiteenlopende gesteentesoorten gebruikt. Zure gesteenten als graniet, kiezelsteen
en baksteen zijn schaarser maar trekken zeldzamere soorten aan. Op de
begraafplaats in Brakkenstein werd dit jaar bijvoorbeeld Granietschildmos
ontdekt: een soort die voornamelijk in Drenthe op hunebedden wordt
aangetroffen. De meeste grafstenen
zijn echter van kalksteen, cement of beton. Deze gesteenten zijn basisch.
Hierop groeit bijvoorbeeld het algemene Betoncitroenkorst.
Betoncitroenkorst © Erik van Dijk |
De ultieme begraafplaatsbewonende korstmos is de Zwarte
Grafkorst. Deze landelijke zeldzaamheid is goed vertegenwoordigd op de
begraafplaats aan de Graafseweg. De Zwarte Grafkorst is duidelijk herkenbaar
aan het zwarte centrum en de blauwige rand. Zelfs wat de naam betreft, past die
soort perfect bij deze bijzondere biotoop.
Auteur: Erik van Dijk
woensdag 23 september 2015
Foto van de week 38
Wat een paddenstoelenrijkdom kent Nijmegen. Niet alleen zijn
er heel veel waarnemingen met foto’s ingevoerd, het zijn ook heel veel
verschillende soorten. Voor het overgrote deel bovendien mij volslagen onbekend.
En met zulke mooie namen. Persoonlijk ben ik in de stad niet veel verder gekomen
dan Fluweelpootje en Troskalknetje, dus ging er een wereld voor me open.
De mycena op de foto van de week trof me in het bijzonder en krijgt daardoor de ereplaats. Meerdere fotografen hebben de paddenstoel vereeuwigd, maar de foto van Erik van Dijk vind ik toch echt de mooiste.
De mycena op de foto van de week trof me in het bijzonder en krijgt daardoor de ereplaats. Meerdere fotografen hebben de paddenstoel vereeuwigd, maar de foto van Erik van Dijk vind ik toch echt de mooiste.
Deze Grote
bloedsteelmycena (Mycena haematopus), een
zwam die op dood hout gedijt, is herkenbaar (de naam zegt het al) aan het
bloedkleurige vocht in de stengel. Een paar weken geleden kwam in deze blog de Melksteelmycena
voorbij, die scheidt (ook hier zegt de naam het al) wit op melkgelijkend vocht
af. Soms lijkt determineren zo simpel…
Auteur: Ria Vogels
zaterdag 19 september 2015
De soortenrijkdom van Nijmegen: Plant gekraakt voor huisvesting
Een appelgal op een blad van zomereik © Jeroen Veeken |
De nazomer is de optimale tijd
om gallen te bekijken. De bladeren hangen nog aan de
bomen en juist op die bladeren zijn de meeste gallen te vinden. Ze zijn dan
volgroeid, of zelfs al verlaten, en daardoor gemakkelijk te bekijken. Gallen
zijn heel algemeen en in vrijwel elke tuin in Nijmegen te vinden. Maar wat zijn
gallen?
Gallen zijn vergroeiingen van
planten die veroorzaakt worden door insecten. Deze vergroeiingen hebben een
functie in de huisvesting voor bladluizen, mijten en larven van wespen, kevers,
muggen en vliegjes.
Vergelijk het met een
muggenbult of met een allergische reactie: wanneer je gestoken wordt of in
contact komt met een vervelende stof, reageert je lichaam daarop. Analoog
hieraan zal een plant reageren wanneer er eitjes in worden gelegd door bijvoorbeeld
een galwesp of een galmug. Deze reactie bestaat uit een vergroeiing van de
weefsels. Hierdoor kunnen allerlei bolletjes, knopjes en bultjes ontstaan.
Bij veel gallen wordt een
eitje gelegd in of op een plant. Nadat het eitje uitkomt, begint de larve zich
te voeden met de inhoud van de gal, waarna hij vervelt en verpopt. En dat allemaal
in een relatief beschermde omgeving. Uiteindelijk kruipt het imago van het
insect uit de gal en zal de cyclus zich herhalen. Imago’s zijn de volwassen,
gevleugelde insecten die zich kunnen voortplanten.
Andere gallen worden gevormd door bijvoorbeeld
bladluizen en mijten. Zij
veroorzaken het kroezen of vouwen van bladeren, waardoor holten ontstaan waarin
ze veilig kunnen leven.
De meeste soorten galwespen en
–muggen kiezen steeds dezelfde waardplant. De reactie van de plant op een
bepaald insect is ook steeds hetzelfde. Door naar een gal te kijken, kan dus de
naam van de parasiet worden achterhaald. Op Zomereiken komen algemene soorten
voor als Ananasgal, Appelgal, Knikkergal, Satijnen Knoopgal, Lensgal en Plaatjesgal.
Ga maar eens bij een laaghangende tak van een Zomereik staan. Speur vervolgens
tien minuten langs de bladeren en kijk eens hoeveel verschillende soorten je
kunt vinden.
Auteur: Jeroen Veeken
woensdag 16 september 2015
Foto van de week 37
Patrouillerende man Bruinrode heidelibel, Hees © Ria Vogels
Terug van vakantie valt het me op dat hier de herfst is
losgebarsten. Regen, vallend blad en herfstplanten in bloei. Waarnemingen in
onze omgeving onderstrepen dit ook: veel foto’s van paddenstoelen.
Uiteraard heb ik direct bij thuiskomst onze tuinvijver geïnspecteerd en, jawel, ook daar is het herfst. De libellen die elk jaar als laatste verschijnen, vliegen er weer rond: Houtpantserjuffer en Bruinrode heidelibel. Dat betekent dus dat het einde van het vliegseizoen nadert voor deze insectensoort. Nog maar zo weinig tijd om ervan te genieten! Dat moment probeer ik wat langer vast te houden met dit plaatje van een vliegende man Bruinrode heidelibel. Hij doet uitermate zijn best een vrouw te vinden om mee te paren en dan de bevruchte eitjes in de vijver af te zetten. Hopelijk lukt het hem nog, dan zie ik zijn nakomelingen volgend jaar weer in de tuin.
Uiteraard heb ik direct bij thuiskomst onze tuinvijver geïnspecteerd en, jawel, ook daar is het herfst. De libellen die elk jaar als laatste verschijnen, vliegen er weer rond: Houtpantserjuffer en Bruinrode heidelibel. Dat betekent dus dat het einde van het vliegseizoen nadert voor deze insectensoort. Nog maar zo weinig tijd om ervan te genieten! Dat moment probeer ik wat langer vast te houden met dit plaatje van een vliegende man Bruinrode heidelibel. Hij doet uitermate zijn best een vrouw te vinden om mee te paren en dan de bevruchte eitjes in de vijver af te zetten. Hopelijk lukt het hem nog, dan zie ik zijn nakomelingen volgend jaar weer in de tuin.
N.B. Deze foto van eigen hand is naar mijn mening (ahum) de
op een na mooiste deze week, ik heb mezelf voor een keer voorgetrokken. De
mooiste is het Langlijfje van Rico Otten, zie http://waarneming.nl/waarneming/view/108672113.
Auteur:
Ria Vogels
zondag 13 september 2015
De soortenrijkdom van Nijmegen: Van Hyena tot Houtspaander
Een Houtspaander op 3 juli 2015 in de Hazenkamp © Erik van Dijk |
Nachtvlinders vormen een bijzondere groep onder de insecten.
Voor de doorsnee Nijmegenaar blijven ze vrijwel buiten beeld door hun
nachtelijke leven. Ook boeien ze de oppervlakkige kijker nauwelijks omdat ze in
de schemering op het eerste oog niet bijster kleurrijk lijken. Slechts wie goed
kijkt ziet dat deze soortgroep fantastisch getekend is en vaak wonderlijke
vormen kent. Intrigerend zijn ook de namen die veel soorten gekregen hebben. Om
de soortgroep te populariseren zijn alle Latijnse namen voorzien van een
Nederlandse equivalent en daarbij zijn fraaie namen uit de bus gekomen. De
Houtspaander (Axylia putris) is genoemd naar zijn uiterlijk. De Wapendrager heb
ik zelf als eens aangezien voor een stokje dat op mijn tuinstoel lag.
Een Hyena op 5 juli in de Hazenkamp © Erik van Dijk |
En wat te denken van Papegaaitje, Hyena, Appeltak, Perentak,
Zwart beertje, Huismoeder, Populierenblad, Lieveling, Brildrager, Rietvink,
Draak, Roestvlek, Kameeltje, Rozenblaadje, Witte tijger, Veelvraat, Schaapje en
Ivoorkroeskopje? Dan denk je toch niet zo snel aan nachtvlinders. Gebrek aan
creativiteit kan de naamgevers niet ontzegd worden.
Zijn deze beestjes met al die illustere namen nu heel
bijzonder en zeldzaam. Nee in tegendeel. Veel van deze nachtvlinders vliegen ’s
nacht boven de Nijmeegse tuinen. Je zult ze in de praktijk alleen zien bij
felle lampen.
Auteur: Sjak Gielen
woensdag 9 september 2015
Foto van de week 36
Melksteelmycena op 5 september in Mariënboom © Erik van Dijk |
Maar gelukkig maken sommige soorten het makkelijker. Bovenstaande Melksteelmycena geeft een flinke aanwijzingsoor zijn naam. Er loopt inderdaad melk uit de steel.
Auteur: Erik van Dijk
donderdag 3 september 2015
Foto van de week 35
29 augustus Paardenkastanjemineermot in de Hazenkamp © Erik van Dijk |
Dit is een motje van slechts 5 mm groot. Ongelofelijk zijn de details en kleuren die de natuur in zo'n beestje van 5 mm heeft weten te priegelen. Nog indrukwekkender is de leefwijze van de rups. De rups is een mineerder en vreet gangen tussen de boven- en onderzijde van het blad. Nog meer gepriegel, maar lekker veilig.
En veilig is de kastanjemineermot de komende jaren sowieso. Door zijn recente komst in Nederland en Europa zijn er nog nauwelijks natuurlijke predatoren en woekert de plaag verder.
Auteur: Erik van Dijk
dinsdag 1 september 2015
De soortenrijkdom van Nijmegen: Relicten uit een glorieus verleden
Het botanische
pareltje van Nijmegen ligt in de Staddijk. De Staddijk is zowel botanisch als
geologisch zeer divers. Onder wisselende invloeden van zowel de Maas als de
Rijn kent het gebied grote verschillen in bodemtypes. Begin twintigste eeuw
bestond het gebied uit voornamelijk bos afgewisseld door weilanden. Hierdoor
was het gebied bijzonder rijk aan planten en daarmee ook overige
biodiversiteit. Door de bouw van de nieuwe stadswijken in Dukenburg in 1967 en
de aanleg van de A73 in 1986 raakte het gebied ingeklemd tussen de ruimtelijke
ontwikkelingen. Tot overmaat van ramp heeft de gemeente het gebied ingericht
tot een Stadspark waar natuurlijk beheer op slechts weinig plekjes een rol
speelt.
Moeraswespenorchis © Erik van Dijk |
Toch zijn er nog steeds relicten van de weelde van weleer
zichtbaar. De Staddijk is door zijn grote diversiteit aan bodem en boomsoorten
ook erg rijk aan paddenstoelen. In de bosschages tref je nog steeds op sommige
plekken Groot Heksenkruid, Bosaardbei en het Bleeksporig Bosviooltje aan. Niet
echt soorten die van nature in een gemiddeld stadspark voorkomen maar relicten
uit goed ontwikkelde bossen.
Maar de kers op de pudding zijn twee kleine graslandjes
langs een sloot. Twee kleine
graslandjes, ter grootte van een puzzelstukje in het park, herbergen vele
plantengemeenschappen. Natte heide, veen, moeras en blauw grasland wordt
geschakeerd door vijf soorten orchidee (Grote Keverorchis, Moeraswespenorchis,
Gevlekte Rietorchis, Gewone Rietorchis en Brede Wespenorchis) en verder
Vetblad, Geelhartje, Blauwe Knoop, Moeraskartelblad, Wilde Gagel, Rond
Wintergroen en wel twintig soorten zegge. Er staan hier soorten die vooral in
Zuid Limburg en de Duinen voorkomen. Een uniek stukje natuur.
Helaas staat dit pareltje onder druk. Het resterende stuk is
erg klein en daardoor wordt het blootgesteld aan overvloedig bladval van
omringend parkbos. Daarnaast veroorzaakt de nabije snelweg een continue
depositie van stikstof. Hierdoor verruigt het terrein en nemen houtige gewassen
als Braam, Berk en Els toe. De gemeente moet alle zeilen bijzetten om dit
proces keren wil ze het Botanische pareltje van Nijmegen behouden. Eenvoudig is
dit door alle ruimtelijke ontwikkelingen niet, maar we hopen dat we over 25
jaar nog steeds kunnen genieten van zoveel natuur op zo’n klein postzegeltje.
Overigens is ongeveer 40 jaar na het beheer van de Staddijk
natuurlijker geworden en is er gelukkig veel meer plaats voor de natuur dan
voorheen.
Auteur: Erik van Dijk
Abonneren op:
Posts (Atom)